Gedichten. Deel 2(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Tabakslied. Voor rookers en smokers. Des morgens was 't een trotsche plant, Maar 's avonds lag zij laag in 't zand; Ook 't menschlijk ras Verdort als gras. Mijn vriend! koop nooit een ons tabak, Of steek dat lesjen in je zak. En als je een pijp krijgt, denk altoos: Hoe fijn! hoe wit! hoe bijster broos! Een klein fortuin: Zij stort in puin! En als je tijd hebt, denk er bij: Al lijk ik stevig, 'k ben als zij. Blaast straks uw mond den rook omhoog, Dat brengt je alweer wat onder 't oog: 't Is enkel lucht, Weg met een zucht. De wijze koning heeft gezeid: Al 's werelds goed is ijdelheid. De booze lust vervuilt het hart, En 't rooken maakt uw pijpje zwart. [pagina 116] [p. 116] Geen wasschen baat; Slechts 't vuur schaft raad: Uw boezemkwaad, gelijk je ziet, Moet uitgebrand, of 't helpt u niet. En klopt gij eindlijk 't pijpjen uit, Zoo neem dit lesje tot besluit: Wat lekker was Werd enkel asch; 't Genot is kort, en haast gedaan; Getroost u dat, of laat het staan. * Naar een oud Engelsch lied uit den tijd van jacobus 1. Vorige Volgende