Gedichten. Deel 2(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Trouw. (Naar Th. Moore.) Het zeil weerkaatste de avondzon, De zee was rood als bloed; Al wat mijn liefje snikken kon, Was dit: o keer met spoed! Ons schip zwierf om door menig zee, En toefde aan menig strand; Maar 't zij de kou mij huivren deê, Of door de zon verbrand, Op elke zee, in ieder oord, Nooit zag ik 't west in gloed, Of altijd hoorde ik weer dat woord: o Keer, o keer met spoed! En zoo mijn hart u soms vergat, 't Was in 't gevecht; slechts dan, [pagina 11] [p. 11] Wanneer ik de oogen op mij had Van menig dapper man. Maar zoo, in 't woeden van den strijd, De min vergeten waar, Zij gaf den roem zijn waarde altijd, Na 't wijken van 't gevaar; En als de rust der zege kwam, De drift had uitgewoed, Was 't of 'k op nieuw dat woord vernam: o Keer, o keer met spoed! Vorige Volgende