Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Voor de Utrechtsche waterleiding. Voert water aan, voert water aan, In frissche, heldre stroomen, Zoo als de hooge God het geeft, Voor nog de mensch 't bedorven heeft; Voert water aan, voert water aan, Laat, laat de Godsgaaf komen! Voert water aan, voert water aan, Uit zilvren waterwellen! Geen drab, waar ziekte en dood uit gist, Maar zuivre bron, die 't bloed verfrischt; Voert water aan, voert water aan, Dat kranken doet herstellen! Voert water aan, voert water aan, Voor armen en voor rijken! Voor 's rijken goud, door kunst en kracht, Den armsten broeder toegebracht; Voert water aan, voert water aan, Waar liefde en trouw uit blijken! Een burgerkroon, een liefdekrans, Die nimmer moet verflensen, Waarin zich doorn noch distel mengt, Voor 't hoofd, dat deze weldaad brengt, En water schenkt, goed water schenkt, Aan zestig duizend menschen! Vorige Volgende