Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Pracht. 't Is alles prachtig wat men hoort of leest: Een prachtig boek, lied, landschap, uitzicht, feest.... Wat altijd lief, bevallig, schilderachtig, Door reinen eenvoud treffend is geweest, Het moet nu prachtig heeten, 't minst en 't meest. 'k Moet zeggen, al die pracht verveelt mij machtig. En word ik dan dat oude woord indachtig, En spreek ik 't uit, bescheiden, maar met kracht: ‘Ik vraag u schoonheid, en gij geeft mij pracht’ - Men roept van alle kant: ‘dat woord is prachtig!’ Vorige Volgende