Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Utrechts blinden Aan hunne weldoeners, bij de opening van een nieuw voor hen bestemd werkgebouw. De dank der blinden stijgt tot God, Voor wat, tot beetring van hun lot, Uw liefde deed en uit blijft denken; Zij zien hun nieuwe werkplaats niet; Maar God, die 't al en allen ziet, Moge u daarvoor Zijn zegen schenken. Zijn gunst bestrale u met haar licht; Hij spare u 't zintuig van 't gezicht, Door ons gemist met zooveel smarten; En zij u de ondervinding zoet Dat, wat gij voor blinde oogen doet, Niet is verkwist aan steenen harten! Vorige Volgende