Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Bij het graf van mr. Christiaan Willem Johan baron van Boetzelaer van Dubbeldam. Overl. 18 April 1872. Strooi rozen op dit graf, die na 't verwelken geuren, Als, na zijn dood, de deugd en liefderijke daân Van hem, om wiens gemis wij treuren, Wiens nagedachtnis blijft, en nimmer zal vergaan. ‘Welzalig’ - zegt de Schrift - ‘die in den Heere sterven.’ Ja; hunner is de rust na wel volbrachten loop; Hun heil, de troost van die hen derven, Hen weer te zien, de hoop. ‘Hun werken volgen hen.’ Uw werken waren velen, Getrouwe dienstknecht! en in needrigheid volbracht. Eens in uw heerlijkheid te deelen! Die eerzucht geeft ons moed en kracht. Gij hadt geen eerzucht. Neen, gij hadt slechts liefde, ontstoken Aan de eerder liefde van een Heiland, trouw en teer. Ook deze les heeft niet ontbroken Aan 't voorbeeld, dat ge ons gaaft: ‘Aan God alleen zij de eer!’ Rust, werkzaam vriend, rust zacht! Treurt niet, beroofde zonen! Hef, droeve weduw! 't hoofd, van hooger hulp bewust; God in den hemel zal u toonen Wat zegen op het huis van zijn beminden rust. Vorige Volgende