Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende De gebroeders te Padua. Een oude en nieuwe geschiedenis. Het was een avond schoon en stil. Twee broeders stonden naar 't azuren, Gestarnde firmament te turen. Op eens ontstond een zot geschil. anselmo. Indien ik zooveel grond bezat Als de uitgestrektheid dezer hemelen! bartolo. Indien ik zoo veel schapen had Als ginder zilvren starren wemelen! anselmo. Wat zoudt gij met uw schapen doen? bartolo. Op uwe weide zou ik rekenen. anselmo. En weigerde ik u gras en groen? bartolo. Dat zou bij mij niet veel beteekenen.? [pagina 363] [p. 363] anselmo. Hoe dan? bartolo. 'k Joeg toch mijn kudde er in. anselmo. Dat zou ik wel beletten! bartolo. Waarmee? anselmo. Wel, 'k heb nog meer of min Vertrouwen op de wetten. bartolo. Maar 't weiloon werd u toegeteld! Ik zou u goed betalen. anselmo. 'k Ben niet verlegen om uw geld. bartolo. Dat kon nog wel eens falen. anselmo. Elk schaap, waarmee ge in 't mijne vielt, Zou ik den kop verpletten! bartolo. En ik de wei, die gij me onthieldt, Gansch onder water zetten. anselmo. Gij schelm! bartolo. Gij Vrek! anselmo. Pas op! bartolo. Geen nood!.... De twist ging altyd verder. Op 't laatst, de degens raakten bloot, En 't einde was - uw beider dood, Grondeigenaar en Herder! Vorige Volgende