Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 353] [p. 353] 's Levens doel. ‘Iets te zijn, iets te zijn is de droom van den knaap, En de worstling des mans, iets te worden; Maar op eens overvalt ons de oneindige slaap, Terwijl we ons de lenden nog gorden. Niets geweest, niets geworden,’ schrijf dat op de zerk ‘Die het stof van zoo menig komt drukken, En gij, volgend geslacht! drijf uw vruchteloos werk, Tot ook gij voor uw noodlot moet bukken.’ ‘Is de doodslaap het einde, is een graf het besluit, Welk een ijdle vermoeiing is 't leven! Altijd haken naar morgen; het heden vooruit Met begeerten, gedachten, en streven... En de toekomst is niets, is een eeuwige nacht, Is een slaap zonder droom, zonder woelen? O mijn God! welk een spel met het menschlijk geslacht Met de wezens, die denken en voelen.’ Neen! Zoo wreed is geen God, geen Oneindige Geest Die den eindigen geest heeft doen worden; Geen wreedaardige scherts is zijn oogmerk geweest, Maar een school tot verhevener orden. Neem het aan, wat de stem in uw boezem u zegt, En gehoorzaam de drijving des geestes, En 't krijgt alles zijn doel, zijn gewicht, en zijn recht, Wat tot hiertoe uw kwelling geweest is. Neem het aan! Zet uw voet in de wegen van God, - En het licht gaat u op uit de nachten! Wijs het af - en verga in uw redenloos lot, Uw onvruchtbre verspilling van krachten. Vorige Volgende