Gedichten. Deel 3
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend
[pagina 348]
| |
Maar eindloos minder nog den man,
Die altijd rondziet of hij niet
Iets vindt dat hij berispen kan,
En liever schrolt dan hulde biedt;
En allerminst en allerlaatst
Het onverschillig koud gemoed,
Door niets geërgerd, niets verbaasd,
Dat enkel trots en twijfel voedt.
Naar Adelaide Anna Procter.
|
|