Gedichten. Deel 3
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend
[pagina 342]
| |
Spaart uw vragen.
Plechtig zullen
Een voor een
Alle dagen
Zich onthullen
Zijn verborgenheên.
Een voor een
Zal, bij 't levenwekkend prikkelen
Van elk volgend morgenlicht,
Bloem- op bloemknop zich ontwikkelen,
Gistren dicht,
Heden ontloken, ontploken, ontvouwd,
Met een nieuwe geheimnis in 't harte van goud.
Staat op en nadert onbeschroomd,
Brengt hem uw groete en eeren;
Gezegend is hij, die daar koomt,
Koomt in den naam des Heeren!
Wie is de Engel die daar komt?
Zijn naam is vreugd.
Zijn aangezicht glinstert van eeuwige jeugd.
Rozerood als 't morgenkrieken
Zijn aan zijn schoudren de donzige wieken;
Blijde als de dag
Is zijn lieflijke lach;
Ketenen zullen zijn zilveren voeten,
Ketens van liefde ze kluisteren moeten,
Zal hij wat blijven en stille staan.
Hij komt om te gaan;
Hij gaat om te keeren;
Hij keert somtijds als smart vermomd.
Om 't even, wij zullen hem danken en eeren. -
Gezegend is hij, die daar komt
Komt in den naam des Heeren!
Wie is de Engel, die daar komt?
Zijn naam is leed.
Staat op en treedt
Hem tegen om eerbiedig hem te ontvangen,
Kust hem de harde hand en heet
Hem welkom, schoon met bleeke wangen.
Hij zal blijven;
Den helderen hemel verdonk'ren;
Hij zal blijven;
Lang zal de dag zijn, nog langer de nacht,
Tot dat, in zijn schaduw, de taak is volbracht
En de kroon in het duister gaat flonk'ren.
Treedt toe, treedt toe, neemt met geduld
Den kelk, dien hij u langzaam vult,
| |
[pagina 343]
| |
Zijn alsem zal niet deren;
't Is artsenij
Voor u en mij,
Maar wat het zij -
Gezegend, gezegend, gezegend is hij,
Die komt in naam des Heeren!
Wie is de Engel, die daar komt?
Zijn naam is dood.
Weest niet vervaard,
Maar den schedel ontbloot!
Want gij staat voor een koning zoo machtig en groot.
Den machtigsten koning der aard.
Glinstrend en kil als het kille zwaard,
Het kille zwaard, dat u zal vellen,
Is 't oog, dat u in de oogen staart,
De lach, die u gerust wil stellen.
Bedwingt uw vreezen!
Mistrouwt hem niet!
Het is geen kwaad, dat u geschiedt;
Hij komt u bevrijden; hij komt u genezen,
Verbeidt uw lot!
Wilt ook in dezen
Gezant van God
Den Zender eeren,
En roept, daar zucht en klacht verstomt.
Gezegend is hij, die daar komt,
Komt in den naam des Heeren!
Naar Anna Adelaide Procter.
|
|