Gedichten. Deel 3
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend
[pagina 339]
| |
God laat groeien;
De groote God alleen.
Wij zaaien en besproeien;
Maar wasdom geven? Neen.
Wij vragen, vorschen, zoeken,
In weetlust, nooit gestuit;
Wij vinden namen uit,
En schrijven ze in de boeken,
Maar winden 't in geen doeken:
‘Ook zelfs wat groeien is
Blijft Gods geheimenis.’
God laat groeien;
Gezegend al wat groeit!
De levensstroomen vloeien
Daar vol en onvermoeid;
De levenskrachten werken
Daar dat men 't ziet en tast.
Gezegend al wat wast!
Het doet ons God bemerken,
Den Levenden en Sterken,
Die niet slechts heeft en geeft,
Maar werkt in al wat leeft.
|
|