| |
Te Winschoten.
23 Mei 1873.
Aan den koning.
Winschotens vreugde stijgt ten top;
Het slaat zijn vroolijkste oogen op;
Het heeft de maar vernomen:
Uw koning uit denzelfden stam,
Waaruit het paar zijn oorsprong nam,
Dat, op de naaste heuvelen,
Herwinnen kwam of sneuvelen.
Uw Koning, van hetzelfde bloed,
Het zelfde hart, den zelfden moed,
Die even gaarn' zijn leven
Voor uw behoud zou geven.
De Koning, aan het hart zoo dier,
Die vijf en twintig jaren schier
Een koningsstaf deed vonkelen,
Waarom de olijven kronkelen.
Hij kwam, hij kwam op aller wensch;
Ook voor dees noordelijkste grens
En grensplaats zijner staten,
Heeft hij den Haag verlaten.
Zijn wenk onthulde 't denkgesticht,
Ter heilger standplaats opgericht, -
Hoe klopten toen de harten,
Die alle volken tarten om
Te wijzen ruimer heiligdom
Voor Vrijheid, Eendracht, Orden
Dan Neerland is geworden;
| |
| |
Te wijzen vaster liefdeband
Dan Nassau hecht aan Nederland,
Dan Nederland blijft snoeren
Aan die zijn schepter voeren!
Gegroet, die komt op aller beê,
Gegroet, die komt van Heilgerlee,
Gegroet, gegroet, o Koning,
Met vreugde- en dankbetooning!
Winschoten was een dorp, niets meer,
Toen Nassau krenkte 't Spaansche heir;
Nu pronkt het bij uw steden,
Maar nooit zoo fier als heden!
Nooit zoo hoovaardig, zoo verblijd,
Als nu gij in zijn midden zijt.
In 't midden van ziju zonen
Uw aangezicht komt toonen.
Nu frissche jeugd en ouderdom
U roepen mogen 't wellekom,
U groen en bloemen slingeren;
Nu vaderlandsche moedermin
De jongsten van uw groot gezin
In de armen op mag heffen,
Op dat ze uwe oogen treffen;
Nu u de mannen-trouw en kracht
Van 't breedgeschouderde geslacht,
Van 't voorhoofd toe mag stralen.
Nu, in dees langgewenschten stond,
De eenstemmigheid van hart en mond,
De bede: Koning! leef, regeer,
Nog lang in vrede, macht en eer,
God dekke uw hoofd en wegen
Van waar de Dollart met zijn slijk
Deze oorden vruchtbaar maakt en rijk,
Tot waar de Zeeuwsche stroomen
Hun Leeuw zien bovenkomen;
| |
| |
Van waar de Rijn langs Lobith spoedt,
Tot waar het Vlie de wimpels groet,
Die de oostergaven brengen;
In Noord en Zuiden, Oost en West,
Waar zich uw vorstlijk oog ook vest,
Zie 't Neerlands vrije zonen
Hun vrijheid, door het dierbaarst bloed
Gekocht, verworven, en behoed,
Is bij uw schepter veilig.
Uw troon gegrond op dank en deugd,
Die driemaal honderd jaren heugt,
Dien liefde en trouw ommuren,
Zal tijd en lot verduren.
‘Oranje boven!’ blijft de kreet,
In nood en dood, in lief en leed;
Dan waar wij God meê loven.
|
|