Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Zondagavond. De lieve Zondag is voorbij; Wat heeft hij zoets geschonken! Ik ging ter kerk, waar rij aan rij In aandacht zat verzonken. Waar alles zong met ééne stem, En zich vereende in 't bidden Om troost, om hulp, om kracht van Hem Die ook was in ons midden. Daar hoorde ik door een achtbaar man Het Woord van God ontvouwen; Schoon 'k alles niet begrijpen kan, Ik heb toch veel onthouen. Daar kwam men van mijn kleinen schat Mij iets voor de armen vragen; Indien ik meer bezeten had, 'k Had milder bijgedragen. De gansche week heeft vader 't druk; Wij zien hem slechts bij tijden; Den heelen Zondag - o geluk! - Kan hij aan ons zich wijden. [pagina 298] [p. 298] Hij leest ons voor, zegt op, vertelt, Weet thuis ons te onderhouen, Of doet ons, in het open veld, De wondren Gods aanschouwen. De lieve moeder is er bij, En kijkt met vroolijke oogen, En al de kindren zien zoo blij En glunder als zij mogen. Zoo ging ook nu de dag weer om, Dien wij van God verkregen, Begonnen in zijn heiligdom, Begunstigd met zijn zegen. Vorige Volgende