Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 297] [p. 297] Zondagmorgen. Dit is de dag, wiens morgenstond Den Heiland zag uit 't graf verrezen; Wat schande, zoo hij mij bevond Een lui en slaaprig kind te wezen! Het christenvolk komt overal Bijeen tot danken en aanbidden, En ik, hoe jong ik zijn moog, zal Een plaatsje vinden in hun midden. Dat zich mijn hart aan 't hunne paar! En, wordt Gods Heilig Woord gelezen En voorgehouden, laat mij daar Aandachtig en eerbiedig wezen! De Zondag zij me een heilge dag, De liefste dag van al de zeven; Wel mij, zoo hij mij leeren mag Om elken dag voor God te leven! Vorige Volgende