Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Het voorrecht van vroege godsvrucht. Gelukkig 't kind, dat in zijn jeugd Reeds vroeg naar goeden raad wil hooren, Dat wandelt op het pad der deugd, En dat de godsvrucht kan bekoren. Draag vroeg uw hart den Heiland op, En dien hem naar uw best vermogen! Een frissche bloem, nog in den knop, Is welgevalligst in zijn oogen. De taak, waaraan men vroeg begint, Wordt later niet zoo zwaar bevonden; Die God niet dienen wil als kind, Wordt vaak geheel verhard in zonden. [pagina 289] [p. 289] 't Bewaart voor menig diepen val, Indien wij vroeg godsdienstig waren. 't Geeft laatre godsvrucht kracht, en zal Ons menig grievend leed besparen. Och lieve Heiland, geef toch dat Ons hart zich eenmaal mag verblijden, Als wij terugzien op ons pad, Dat we u ons gansche leven wijdden! Maak uwe weldaad aan ons groot, Dat wij geheel ons hart u geven! Zoo zijn wij voor den vroegsten dood Bereid en voor het langste leven. Vorige Volgende