Groote ontdekking.
Felix qui potuit rerum cognoscere causas.
Eurékamen, Eurékamen! wij hebben het gevonden!
De gang der wereld is aan oorzaken gebonden.
Alles wordt door oorzaak en gevolg geregeerd;
Daarom gaat alles perfect en rolt als gesmeerd.
Oorzaken en gevolgen houden alles in orden;
Gevolgen, die weder oorzaken worden;
Oorzaken, die weer gevolgen genereeren;
Gevolgen, die weer tot oorzaken promoveeren;
Tot oorzaken, in gevolgen weder schatrijk,
Pulu-lu-lu leerende onophoudelijk.
Het is een systema van schakels en lussen
En haken en oogen; geen speld kan er tusschen;
In 't stoflijk, in 't zeedlijk, in hemel en aard -
En daarmee zijn alle problemen verklaard!
Onze ouden hebben voor menig probleempje gezeten;
Maar ze hebben ook van geen oorzaken geweten;
Zij hebben om geen gevolgen gedacht;
Wij zelv' zijn maar pas op dat denkbeeld gebracht.
't Was ook niemand te vergen op die hoogte te komen,
Eer hij, bij gaslicht, door tunnels mocht stoomen,
d'Afstand ‘vernietigde’ per telegraaf,
En ‘heer van de stof’ werd, in plaats van haar slaaf.
Het was, wel beschouwd, een vergeeflijke zotheid
Der vroegre geslachten, die droom van een ‘godheid’.
Een ‘hoogere zorg’, een ‘voorzienig bestuur,’
Een ‘koning der wereld’, een ‘heer der natuur,’
Een ‘geest’, een ‘verstand’, dat formeerde en regeerde,
Een ‘zeedlijken wil’, die de stof reguleerde: -
Zij konden niet anders, zij wisten geen raad.
Zij zagen het niet, dat de plant uit het zaad,
Van de plant weer het zaad komt, en zoo in 't onendige!
Daaròm was hun wijsbegeerte ook ‘eene ellendige.’
Nu is dit wel laat, maar nog tijdig ontdekt,
En geeft ons een inzicht, dat mijlenver strekt.
't Is het ‘ei van Columbus’; een kind kan 't begrijpen:
| |