Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Tweede huwlijksdag. Nu komt de zon weer schijnen; Nu schijnt zij in mijn hart; De nevelen verdwijnen, De wolken van de smart. De stormwind legt zich neder; De zee wordt klaar en stil; Een liefderijke wil Gebiedt het lieflijkst weder. Nu heb ik weer verkregen Een hulp, een steun, een troost, Een leidsvrouw op mijn wegen, Een moeder voor mijn kroost. Twee minzame oogen stralen Mij leven toe en kracht, Een mond, die vriendlijk lacht, Stelt al mijn zorgen palen. Nu zal mijn zang weer rijzen En klinken over de aard, [pagina 194] [p. 194] Nu wordt tot nieuwe wijzen Mijn oude lier besnaard. God gaf, God nam, gaf weder, En kroonde op nieuw mijn hoofd; Dies zij met mond en veder Zijn groote naam geloofd! Verneem die jubeltoonen, Geliefde vriendenschaar! Mijn dochtren en mijn zonen, Herhaalt ze voor elkaar! Verzamel ze in het zachte, Het stille hart, mijn vrouw! En streele u de gedachte: Een dankbre ziel is trouw. 20 October 1859. Heiloo. Vorige Volgende