Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Mijn hof. (Liedje.) Midden in de stad heb ik een hof, Een hof met schoone bloemen; Die bloemen liefheeft, vindt er stof Tot kijken, ruiken, roemen: Bloemen zoo kleurig, Bloemen zoo geurig, Fijn en grof. God laat ze groeien, Blad voor blad, knop voor knop, En schrijft, als ze bloeien, Zijn naam er op. Midden in mijn huis, heb ik een hof, Een hof met schoone rozen: Die rozen lief heeft vindt er stof. Tot kussen en tot koozen. Rozen zoo kleurig, Rozen zoo geurig, Fijn en grof. God doe ze samen Opwassen zonder smart, En schrijve al zijn namen Diep in haar hart. Vorige Volgende