Gedichten. Deel 3
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend‘Ik betrou in God.’
| |
[pagina 47]
| |
Zoo heeft ze een steun van grooter kracht
Dan rijkdom, rang en oud geslacht,
Of 's Hoogepriesters schrift en zegel
Ooit in haar hand te zamen bracht;
Geen Keizer, knielende aan haar voet,Ga naar voetnoot1)
Ontstak haar tot een hooger moed
Dan waar haar lippen van getuigen,
Als zich voor God haar knieën buigen.
De geur van haar barmhartigheid
Wordt door gansch Holland uitgebreid,
Daar grijze en jeugd
Haar zachte deugd
Met eer bejegent;
Luid wordt zij door den vreemdeling,
Dien ze onder 't gastvrij dak ontving,
En luid door de arme weeuw gezegend,
Die nimmer troostloos verder ging.
Maar steunt ze, ook voor haar eeuwig lot,
Niet op haar deugd, maar op haar God,
Zijn englen zullen met gezangen
Haar in zijn gastvrij hof ontvangen.
|
|