Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Naamgeving aan eene landhoeve. Noem ze rozengaarde. Wat is meer gepast Voor een plek der aarde, Waar geen onkruid wast; Waar de schoonste rozen, Van den zoetsten geur, Van de zachtste kleur, In Gods zonlicht blozen; Waar men elken vrede, Iedre liefde vindt, Bloeiende op de bede Van wie God bemint; Waar steeds versche knoppen Vroolijk opengaan En bepareld staan Met de reinste droppen? 'k Sleet zoo zoete dagen In dien stillen hof, Geen der woeste vlagen, Die zijn bloemen trof; Heilzaam, frisch en geurig Was er mij de lucht; 't Afscheid kostte een zucht, Want mijn hart was treurig. Hoe gij hem wilt noemen Uit bescheidenheid: Ik denk aan de bloemen Mij door u gespreid; Stelle ons ook op aarde Menig naam te leur, Boven uwe deur Schrijf ik: rozengaarde. Zeist. Vorige Volgende