Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Zangdrift. Hoe woelt de poëzij In mij, En haakt aan 't licht te komen; Als in 't gebergte een volle bron, Begeerig naar den glans der zon, Begeerig uit te stroomen! Hoe voel ik mij omringd, Omkringd, Door beelden, geesten, schimmen Van schoonheid, liefde, waarheid, kracht, Me omzwevende in een halven nacht, Waaruit een dag wil klimmen! Hoe ruischt mij koor op koor In 't oor, Verlokkend en ontroerend! Hoe zoet weemoedig is het mij, Als ware een stroom van melodij Mij op zijn golven voerend; Als hoorde ik in 't verschiet Een lied, Dat hart en zin mocht kluisteren; Een nieuw gezang, dat niemand zong, En dat de gansche wereld dwong Tot opgetogen luisteren! Mijn vrienden, neen! geen lust, Maar rust Ontbreekt den armen zanger. Hem kwelt een lang getergde dorst Naar poëzij, zijn moede borst Is van gedichten zwanger. [pagina 12] [p. 12] Geeft de onbezorgde vreugd Der jeugd, Haar zoete mijmeringen, In schaduw van 't aloud geboomt, Of waar, van munte en tijm omzoomd, De rimpelende duinbeek stroomt, Hem weer - en hij zal zingen. Vorige Volgende