Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Germanismen. Gij hebt mij, lieve Buren! Uw toonstuk niet te sturen; Ik zing niet gaarne op Duitsch; Houdt, daar gij mij door 't oor boort Met uw afgrijslijk voorwoord, Uw liedertafels thuis. Verlost mij van de daadzaak, Waarover ik mij kwaadmaak, Gewis niet zonder grond! En wijs, om mij te grieven, Niet heen naar de omloopsbrieven, Die gij mij onlangs zondt. Och, dat de Nederlanden Toch sporeloos verbanden Wat voortgaat uit uw huis, In plaats van door te voeren Wat burgeren en boeren Tot schande strekt of kruis. Ons Neerduitsch was welluidend, Zoolang gij 't niet beduidend Met valsche klanken schondt; Ons Neerduitsch was verstandig, Zoolang men 't niet onhandig Verplooide naar uw mond; Ons Neerduitsch zal slechts leven, Zoolang wij 't niet vergeven Met vruchten van uw grond. Vorige Volgende