Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Aan een onderwijzer, op zijn jubelfeest. (Voor de schoolkinderen). De Schooljeugd groet, Met blij gemoed, Den Meester op dit feestlijk heden; Wat kwam er in die vijftig jaar, Een groote, bonte kinderschaar Zijn schooldeur ingetreden! ‘Ik onderwees Uw ouders reeds!’ Denkt hij met liefde, en ziet ons naderen. Van menig onzer heugt hem, dat Zijn grootvaâr op de banken zat In 't eerste boek te bladeren. Een zeldzaam lot Schonk hem zijn God, Waarvoor ons hart Hem luid wil prijzen; Die, bij 't aanvaarden van zijn werk, Den Jonkman moedig maakte en sterk, Die zegende ook den Grijzen. ‘Diens zegen zij Hem nog nabij!’ Zoo wil met hem ons harte smeeken: ‘Hem moog geen rust, geen lust, geen kracht, En, bij het dalen van den nacht, Geen hemelsch licht ontbreken.’ Vorige Volgende