Gedichten. Deel 1(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Het ergste. (Harold the Dauntless.) Wee der bark, als haar zeil is verscheurd, Als de draaikolk ten afgrond haar sleurt, Als de stormgeest de donderknots tilt, De meermin zich aan 't haar rukt en gilt; Maar meer, als de trouwlooze hand Eens verraders de roerpen omspant! Wee den pelgrim in Rama's woestijn, Die bezwijkt van vermoeidheid en pijn; Als de zon hem verbrandt van omhoog, Als de bron, die hij zocht, hem bedroog; Maar meer, als de schelm die hem leidt, Hem den dood in zijn strikken bereidt! Wee den ridder, wiens schild is gekloofd, Wien het krijgshelmet afviel van 't hoofd, Wiens strijdros gestort is in 't zand, Wiens degen men wrong uit zijn hand; Maar meer, zoo hij 't vleien vertrouwt Van een vrouw, die zijn ondergang brouwt! Vorige Volgende