Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 266] [p. 266] Verwelkt, verdort gij, schoone bloem. Verwelkt, verdort gij, schoone Bloem, Gij roem der hoven? Heft gij, verdoofd van gloor en glans, Uw bladerkrans Niet meer naar boven? Is 't dat u zon of regen schort, En wordt onthouden? Of wel doorknaagt een worm uw hart? Doet stille smart U dus verouden? O Droef gezicht, waar Schoonheid kwijnt, Verdwijnt, moet sterven! Het hart verdraagt het denkbeeld niet, De weelde, die de aanschouwing biedt, Voor goed te derven. Vorige Volgende