Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 262] [p. 262] Gebeden. Ach, welk een weefsel, Heer! zijn mijn gebeden! De schering zij van 't u behoorend hart; Maar de inslag komt van 's levens ijdelheden, Waarin de ziel zich altijd weer verwart. Wie sluit haar uit, al sluit hij de oogeleden, Wier toedrang ook den sterksten weerstand tart?.... Neen, niets hield proef, zoo ge in 't gericht zoudt treden, Geen deugden, o mijn God! geen offers, geen gebeden: Genade alleen geeft troost, zelfkennis altijd smart. Vorige Volgende