Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Teleurstelling. ‘'k Trad moedig op, maar bleef alleen. Van vriend en geestverwant niet één Gezind tot volgen of mijn zijde te bekleeden. Thans draaft een gansche kudde in 't eens versmade spoor; Maar niemand gunt mij de eer voorop te zijn getreden; 't Is eigne wijsheid nu, die 't goede pad verkoor! Wie denkt aan mijn vergeefsche schreden?’ Zoo gaat het steeds, mijn vriend! en heel de wereld door: En - die zichzelv' niet zocht is even weltevreden. Vorige Volgende