Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 256] [p. 256] Verzoening. Waarmee verzoent gij ons, Gij Gods en 's Menschen Zoon? Waarmee verzoent uw Woord, uw Kruis, uw Eerekroon? Uw Woord, mijn Leeraar! onze kranke en lichtschuwe oogen, Tevreden met den schijn, en door den schijn bedrogen, Met 't licht der Waarheid, dat niet pijnigt, maar verkwikt, Als wat uw hand genas het dankbaar tegenblikt; Uw Kruis, mijn Middlaar! met de Heiligheid des Heil'gen, Voor wiens ontzaglijkheid we ons door de vlucht beveil'gen En bergen willen met een vrees gemengd met haat, Maar wijkende als het hart het kruis, uw kruis verstaat. [pagina 257] [p. 257] En wilde een trotsch gemoed voor niets of niemand zwichten, Zijn eigen meester zijn, en meester van zijn plichten, Uw Kroon, mijn Koning! voor zoo scherp een levenspijn En stervenssmart gekocht, met d' Eisch: gehoorzaam zijn! Vorige Volgende