Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Veenrook. Gelukkig land, met geen Samoem bekend, Siroco noch Mistral, die de almacht zendt, Zoo 't ook den Veenrook miste, die zijn buren Van jaar tot jaar zijn grenzen over sturen; Juist als de Mei haar vollen horen stort. Dan zwijgt het vooglenlied; de hof verdort; De zwarte-vlieg verknaagt de boomgaardvruchten Reeds in de kiem; nog zwakke kranken duchten (Zij hoopten maanden lang van 't voorjaarsweer Verbeetring van hun toestand) wederkeer Van hoest of kramp; gezonden voelen de oogen Ontstoken, 't hart beklemd, de huid verdrogen; En ik, ik acht de vraag niet ongepast: Zijn daar geen wetten tegen overlast? Mei 1886. Vorige Volgende