Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Nardus. Mijn Heiland is het beste waard, Het echte en uitgezochte. Het schoonste in hemel en op aard, Het nooit te duur gekochte: De nardus moet voor Hem gespaard, Moet uitgestort, moet stroomen, Moet dalen op zijn hoofd en baard En op zijn kleederzoomen. Is Hij de Hoogepriester niet, Door God den Heer geheiligd. Door wien verzoening is geschied, Die voor 't verderf beveiligt? Wil Hij het huis ‘daar liefde woont’ Zijn intreê waardig keuren, 't Moet al, waar liefde liefde kroont Van d' eêlsten nardus geuren. Gezegend is het huldeblijk, Gebracht ter rechter stonde Door wien, hij zij dan arm of rijk, Gedaan is, ‘wat hij konde’. Aan ‘'t goede werk aan Hem gewrocht’, Daar 't hart toe had gedreven, Heeft Hij een dieper zin verknocht, En dezen naam gegeven. Vorige Volgende