Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Aan een mistroostige. Met uw vreugde, werd uw kracht Ingeboet; Ach, daar zit gij, zonder macht, Zonder moed, Tot een troost, zoo goed als groot, U verkwikt, En geen leed meer krenkt, geen nood Meer verschrikt. Ga dan tot den Trooster uit, Die u wacht, Die zijn armen u ontsluit! Zie hij lacht, Lacht u tegen, peilt uw smart, Uw verdriet; Stort u aan zijn godlijk hart; Wanhoop niet. Vorige Volgende