Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Op de eerste bladzijde van een gedenkboek. Zoo wie, op vriendelijk verzoek, Zijn naam wil schrijven in dit boek, Die doe 't van harte en zonder dralen; Een woord in proze of poëzy Verhoogt de gunst en haar waardij, En 't hart zal haar met dank betalen. Men zal, zoo vaak men 't Schrift herleest, Het Beeld herroepen voor den geest, En met erkentlijkheid herdenken, Wat elk door daden, woord of wenken Voor zijne vrienden is geweest. 't Verrassend van een eerst ontmoeten, Te zaam gesmaakte vreugd of smart, Een zitten aan elkanders voeten, Een weerzijdsch opengaan van 't hart; De zoete kout; het gul vertrouwen; Een woord van ernst ter rechter tijd; Een woord van jok, niet ingehouen Door vrees voor misverstand of spijt; De warme druk der hand bij 't scheiden; De blijde hoop (bewolkt misschien Door bange zorg) op wederzien: Ziedaar waarin de Erinring weiden, Waarbij de Liefde stil zal staan, Met hier een glimlach, dáár een traan. Wat eigen hand hier neer zal schrijven, Hangt aan de Ervaring, hangt aan 't Lot. Het beste zal wel tusschen God En eigen zi ele blijven. Vorige Volgende