Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Onweerstaanbaar. Quantumque debil freno, etc. Orl. Fur. XI. 1. Een toom, hoe zwak ook, heeft wel dikwijls 't vurigst paard, In 't midden van den ren, gestuit en halt doen maken; Doch zelden heeft de kracht der Reden hier op aard d' Ontvlamden Hartstocht zijn voldoening doen verzaken, In 't gunstig oogenblik, hem meer dan alles waard. De Beer die, op haar rand, een druppel slechts mocht smaken, Wiens neus den zoeten geur van d'inhoud binnenkreeg, Omarmt de honigkuip, duikt in en zwelgt ze leêg. Vorige Volgende