Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Voorwaarden voor hergebruik
    • Disclaimer
    • Voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid

Informatie terzijde

Gedichten. Deel 4
Toon afbeeldingen van Gedichten. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,06 MB)

ebook (3,37 MB)






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Gedichten. Deel 4

(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Aan mijn Jonathan, op het gedenkfeest onzer vijftigjarige vriendschap, na 't verlies van een gemeenschappelijken vriend.

 
Och, blijf nog wat!
 
Zoo velen zijn verdwenen;
[pagina 164]
[p. 164]
 
't Wordt op ons pad
 
Zoo ledig, om ons henen.
 
Och, blijf nog wat!
 
 
 
Wij waren jong,
 
Toen wij elkaar ontmoetten.
 
Gij zongt, ik zong
 
Om 't bruisend hart te boeten.
 
Wij waren jong.
 
 
 
Een zelfde werk
 
Eischte onze mannekrachten,
 
Die wij der Kerk
 
Met vreugd ten offer brachten,
 
In 't zelfde werk.
 
 
 
Wij werden oud -
 
't Verwelken komt na 't bloeien -
 
Maar nog niet koud
 
Voor wat ons eens deed gloeien,
 
Al werden we oud.
 
 
 
En zoet noch zuur,
 
Bij jong zijn of verouden,
 
Bracht nooit een uur,
 
Dat wij elkaar mistrouwden,
 
Bij zoet of zuur.
 
 
 
Voor ons verbond
 
Zijn vijftig jaar verloopen.
 
Is daar nog grond
 
Op langer tijd te hopen
 
Voor ons verbond?
 
 
 
't Zij naar Gods wil,
 
Wij hadden nooit iets te eischen.
 
Wij zullen stil
 
Vaneengaan en verreizen,
 
Zoodra hij 't wil.
 
 
 
Toch wensch ik dat
 
Aandoenlijk uur verschoven;
 
Het ‘Blijf nog wat!’
 
Komt telkens weder boven.
 
Och, blijf nog wat!


Vorige Volgende