Gedichten. Deel 4
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend
[pagina 163]
| |
't Rozemondjen opengaat
En zijn parels kijken laat;
Als het tintlen van uw oogen
Nog vergroot hun groot vermogen,
En geheel uw lief gezicht
Overgoten schijnt met licht!
Wie zou u dat schoon misgunnen,
Wie die vreugd betwisten kunnen?
Wie misprijst den blijden lach
Van uw heldren lentedag?
Wie en zou het niet betreuren.
Als het eenmaal moest gebeuren,
Dat hij hooren moest: ‘Och Heer!
Lachebekje lacht niet meer.’
Weet nochtans van maat te houen;
Onmaat stuit, het meest in vrouwen;
Lach, zoo als wij 't liefst aanschouwen;
Lach zoo dat gij 't nooit verbruit,
Niet te dartel, niet te luid,
Nimmer schamper, niemand uit.
|
|