Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] Michel Angelo's La forza d'un bel volto al ciel mi sprona. Kracht van een schoon gelaat kan mij ten hemel sporen; Een andren hemel geeft mij de aarde niet te zien; 'k Proef wat een zaalge smaakt, tot eeuwig heil verkoren; Een godsgunst, die maar schaars een' stervling mag geschiên. Zoo innig stemt hier 't werk met Hem, die 't bracht te voren, Dat heel mijn wezen zich van dat verheft tot Dien; Al wat mijn hart doorkruist, al wat mijn mond doet hooren, Wordt door het schoon beheerscht, dat 'k siddrend blijf bespiên. Waar een schoon oogenpaar mijn blik vermag te boeien, Wat wijst het mij dan 't pad, waarop ik God ontmoet? Zoo 'k door hun reinen gloor mijn binnenst voel ontgloeien, Wat is 't dan dat mijn oog, in 't tintlen van dien gloed, Iets van de vreugd ziet, die den hemel lachen doet? Vorige Volgende