Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende J.J. van Oosterzee. In den vreemde gestorven. (Wiesbaden, 29 Juli 1882.) Altius egit iter. Hij ging op reis. Waarheen? Wij dachten dat wij 't wisten, Maar wisten 't waarlijk niet. Op eenmaal bleek hoe deerlijk we ons vergisten, Toen hij zijn reisgenoot verlegen achterliet. Wat was 't? Zijn beste vriend, zijn Heiland was gekomen. En, ziende 't reiskleed dat hij droeg, Had hij hem eensklaps meêgenomen Naar 't beter vaderland, daar lang zijn hart voor sloeg. Nu zien we elkander aan met stil ontroeren; Maar niemand keurt het af, al doet het pijn; Want op zijn beurt wenscht elk te zijn In 't goede land, waar hij zich heen liet voeren. Vorige Volgende