Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Voorwaarden voor hergebruik
    • Disclaimer
    • Voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid

Informatie terzijde

Gedichten. Deel 4
Toon afbeeldingen van Gedichten. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,06 MB)

ebook (3,37 MB)






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Gedichten. Deel 4

(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De berken van Aberfeldy.
Een lied van Robert Burns.

Een bezoek aan Aberfeldy (Perthshire) en zijn waterval (Falls of Moness) gaf mij lust deze coupletten tot een aandenken te vertalen. Burns schreef ze, volgens zijne eigene verklaring, op de plaats zelve, ‘standing under the falls’, in Sep. 1787, naar het motief van een oud lied: The Birks of Abergildy (Aberdeenshire). De waterval van Aberfeldy vereenigt al wat men in een waterval verlangen kan. Hij bestaat uit drie vallen, die zich door een nauwe kloof, over zwarte bazaltklompen heen, en tusschen de weelderigste vegetatie door, bruisende en schuimende naar beneden spoeden. Op verscheiden plaatsen raakt het loover van de ter wederzijde groeiende boomen (veelal berken) aan elkander. De onderste val bestaat uit een reeks van kleine vallen, die een smallen stroom vormen. De middelste is de schoonste. Men vergat niet mij daarbij de bank aan te wijzen, waarop gezeten, Burns zijn lied zou hebben gedicht. De bovenste, op ongeveer veertig minuten afstand van den voet der kloof, komt loodrecht met een storting van zeventig voet naar beneden. - Het lied van Burns schetst ze alle drie achtereenvolgens, naar het leven.
 
KOOR.
 
Zoet lief meisje, wilt gij gaan,
 
Wilt gij gaan, met mij gaan,
 
Waar Aberfeldy's berken staan,
 
Aberfeldy's berken?
 
 
 
De Zomer bloeit met gullen lach;
 
Het stroompje ruischt zoo blij het mag:
 
Kom, slijten wij den langsten dag,
 
Bij Aberfeldy's berken!
 
 
 
Het klein gevogelt zingt zijn lied,
 
Waar 't hazelloof zijn schaduw biedt,
 
En 't vroolijk door de takjes schiet,
 
Bij Aberfeldy's berken.
 
 
 
Maar 't bergpad rijst. Hoe schuimt, hoe zwelt,
 
De stroom, die langs den rotswand snelt,
 
Waarover 't geurig lommer helt
 
Van Aberfeldy's berken.
[pagina 107]
[p. 107]
 
De kruin der klip, op roosjes prat,
 
Schouwt neer op 't loodrecht stortend nat,
 
Wiens wolkend stofschuim frischheid spat,
 
Op Aberfeldy's berken.
 
 
 
Dat geld en goed nu vall' zoo 't vall',
 
'k Weet wien 't geen zuchtje kosten zal!
 
Gij en mijn liefde zijn mij 't al,
 
Bij Aberfeldy's berken!


Vorige Volgende