Gedichten. Deel 4
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekendDe bass-rock
| |
[pagina 105]
| |
Die met hun uitgelatenst wôen
De sterke rots niet wanklen doen,
De Bass-rots van de meeuwen.
Zij krijschen er en schreeuwen,
Zij dwarlen neer, zij stuiven op,
Zij wervlen om haar woesten top,
Als beedlaarsGa naar voetnoot1) om de hoven;
Zij roesten in haar kloven;
Zij maken, bij en ver van 't nest,
Haar grauw gesteente wit van mest,
Van onderen tot boven;
Zij voeden, brekende uit hun dop
Met spitsen neb en harden kop,
Jaar uit, jaar in, de jongen op,
Die weer met de ouden vliegen,
Of op de golven wiegen,
Of scheren langs het ruime sop,
Dat, als met donzen pluimen,
Rondom haar voet komt schuimen,
Om wat haar fel en scherpziend oog
Zich wenschlijks uitzag van omhoog
Te slikken zonder smaken,
En vliegend buit te maken
Al wat haar gele snavelspits
Van dood of levend, vleesch of visch
Bestippen kan en raken,
Om, wederkeerend van den plas,
Als of het voor dit gulzig ras
Ter spijsverduwing noodig was.
Op nieuw te zwermen kris en kras,
Links, rechts, voor, achter, om Rots Bass,
Als spreeuwen om de daken....
Wat daken, en wat spreeuwen!
De Bass is voor de meeuwen.
Voor de meeuwen niet alleen, maar voor alle soort van zeevogels, bepaaldelijk ook voor den z.g. Jan van Gent, een rotspelikaan, die zijn wetenschappelijken naam, Sula Bassana, aan de Bass-rock ontleent. Solan-goose noemen hem Schotten en Engelschen. ‘The Bass is an island, or rather a tremendous rock, about [400] feet in height starting out of the sea, just opposite the formidable castle of Tantallon, upon the shore of East Lothian. It is about a mile in circumference, and is conical on the one side, presenting on the other an abrupt and overhanging precipice. It may well be termed - ‘An island salt and bare,
The haunt of seals and ores and sea-mews' clang’.
Upon the top of the rock gushes out a spring of clear water, and there is verdure enough to support a few sheep. But its chief inhabitants are sea-fowl, in | |
[pagina 106]
| |
such immense quantities, that they literally darken the air, when the discharging of a gun puts them on the wing. They are of all sizes that swim the sea, and scream in all varieties of notes. To visit the place at sunrise, when all the feathered tribes are preparing to take wing, gives one of the most extraordinary sights which Scotland affords.’ Walter Scott, Prov. Antiquities of Scotland. |
|