Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Stichting. Het was een hooge feestdag Voor 't vrome christendom; De klokken luidden plechtig En noodigden ten dom. De dom was hoog en statig, Het orgel diep van klank; Na ernstige gebeden, Kwam zielvol psalmgezang; De preek was goed en krachtig - Maar ik werd meer gesticht Door uw devoot gezicht. Daar zat gij, stil en zedig, En sloegt den blik omhoog, De handen saamgevouwen, Een grooten traan in 't oog. Dat Ootmoed en Vertrouwen Die meerder zijn dan schijn, [pagina 50] [p. 50] Op aarde zijn te aanschouwen, Op aarde 't schoonste zijn, Dat de eelste vrucht der Vroomheid In Eenvoud wordt gekweekt, Dat hebt gij mij stilzwijgend Door uw gelaat gepreekt. Dat reine Zielevrede Bij menschen wonen kan, Daar zong uw helder voorhoofd Den Heer een loflied van. Dat God de blijdste Hope Aan zacht Geduld verbond, Dien zegen sprak het lachjen Om uw gesloten mond. Ik zou niet durven zweren Dat gij geluisterd hadt, Maar zag dat gij aanbadt. Vorige Volgende