Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Bij een graf in den vreemde. Geen afscheidssmart, geen bang Vaarwel, Beantwoord uit bedrukte monden, Maar ingeslapen, stil en snel De rust aan de eeuwge rust verbonden - Zoo hebt gij hier naar Gods bestel, Uw einde in 't vreemde land gevonden. In 't vreemde land, in 't verre graf, Maar waar eendrach tig zich om scharen De kinderen, die God u gaf, Die weenende in de groeve staren, Doch staan u aan den hemel af. Dit denkbeeld doet de smart bedaren. Hoe lieflijk is de heuvelkling, Uw stof tot rustplaats aangewezen, Besloten in een ommering Van bergen, schoon en hoog gerezen. De rustplaats, die uw ziel ontving, Moog veiliger en schooner wezen! Uw leven heeft, een kalme vloed, Zich kalm in 't doodsmeer uitgegoten. Uw liefde was een zachte gloed, Uw deugd in needrig hart besloten. Een stille geest, een rein gemoed Heeft altijd gunst bij God genoten. Ik heb u veertig jaar gekend; Dooreengevlochten was ons leven; Maar gij, tot aan uw vreedzaam end, Zijt steeds uzelf gelijk gebleven. Uw beeld, tot ook mijn dag zich wendt, Blijft vriendlijk mij voor oogen zweven. Nihil longe a Deo. Monica. Nassau a/L. 14 Sept. 1877. Vorige Volgende