Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Zonsopgang. Ziet men nog starren aan de lucht, Wanneer de zon begint te stralen, Voor wie niet slechts het duister zwicht, Maar alle lichten onderhalen? De maan verbleekt, geen star houdt stand - Maar 't wolkje krijgt een gouden rand. Hoort men nog zangers, waar het lied Des meesterzangers op mocht stijgen? De stoutste zelfs verbreken niet Het algemeen, eerbiedig zwijgen - Maar om een mond, beproefd door druk, Verschijnt een glimlach van geluk. Vorige Volgende