Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Aan mijne vrienden D.M.O. op hun veertigjarigen trouwdag. Door geen woestijn hebt gij, dus veertig jaar, Trouw hand in hand gewandeld met elkaar; Wel hieldt gij steeds dat Kanaän in 't oog, Dat God te zijner tijd u oopnen moog! Maar kind en kleinkind ziet u vleiend aan En zegt: ‘Och, blijf nog wat aan dees zij der Jordaan!’ Ook ik, wien aan uw feestelijken disch, Door hen gelokt, een plaats beschoren is, Die reeds zoo menig vriend den donkren vloed Zag overgaan, met diepbedroefd gemoed, Maar u behield en dankbaar mij verblijd Dat gij nog blijven moogt en wezen die gij zijt. Mij dunkt, zoolang gij hand in hand te zaam Langs d'oever treedt, is 't blijven aangenaam; Zoolang u zooveel liefde omringt en bidt Om uw behoud en langgerekt bezit, Is 't blijven goed, is 't blijven 't blijven waard - Zoo zij 't; dit weet gij toch: het Beetre is wèl bewaard. Amsterdam. Vorige Volgende