Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Niets onvermengd. Vreugd en droefheid gaan te zaam In dit hachlijk leven; Rozen, zacht en aangenaam. Worden ons gegeven; Doornen zijn er, meer of min, Aan de onmisbre stelen; Veel, dat zoet was in 't begin, Heeft aan 't eind iets bitters in, Voor te grage kelen. 't Is gewaarschuwd, laat en vroeg, In gedicht en proze, Maar nog nooit herhaald genoeg Voor den achtelooze; 't Wordt bevonden, vroeg en laat, Al te waar te wezen; Maar men ziet niet dat het baat; Ieder maakt op alles staat, En schijnt niets te vreezen. Vorige Volgende