R. Hogerbeets aen sijn suster.
SEer l. ende beminde Suster, den Troost-brief van Pieter Pietersz. Kistemaker uit de Rijp, heeft mijn Dochter Iosina mijn op eergister behandight, daer uit ik niet alleen gesien hebbe de goede affectie ende genegentheidt, die dien goeden Man mijn toedraeght, maer ook verstaen datter noch vele zijn die tot Godt den Heere hare gebeden voor mijn uitstorten: Ik hope dat die almaghtige goede Godt haer ende ons genadelijk sal verhooren, ende mijn dien volgens geven sijnen H. Geest, tot vertroostinge ende versterkinge, ten einde ik den tijdt van mijne verlossinge met gedult ende lijdtsaemheidt kloekmoedelijk magh verwachten, wilt hem doch by de eerste gelegentheidt vriendelijken van mijnent wegen bedankken, ende bidden dat hy ende alle goede Christenen in den gebede tot Godt voor mijn willen aenhouden, op dat ik mijn goede conscientie ten uit-ende toe magh behouden, ende den kamp alhier sulx magh vol-enden, dat ik hierna met de kroone der heerlijkheit magh verheerlijkt worden, wy zijn alhier alle te samen na den lichame, uitgesondert onse banden, in seer goeden doene, Gode zy lof, verhopen 't selfde van uwe l. uwe l. Kinderen, Aef Ians ende alle de goede Heeren ende Vrunden, d'selve na goetgunstige, bevelende alle te samen in de bescherminge des Alderhooghsten. Uit Loevestein, desen 15. Septemb. 1619.
Uwer E. Dienstwillige Broeder
R. HOGERBEETS.