Dichtkonst van verscheide stoffen
(1668)–Johan Beets– Auteursrechtvrij
[pagina 304]
| |
reizen zoo wel niet zoud' hebben konnen verdragen, ende datmen alsdan mijn niet wel zoud' afgenomen hebben, dat ik hem van hier had laten vertrekken, ik had hem gaern by mijn gehouden, dan hy begeerde gants te vertrekken, zeggende dat hy alhier zijn gemak zoo wel niet zoude konnen hebben, als t' huis by zijn Moeder, 't welk ook de waerheidt is, ende daerom ziende zijne genegentheidt tot het reizen, stelde ik het in zijn geliefte, wilt dit Anna Jans zeggen, op dat zy niet en mene, dat ik hem ziek wezende, heb begeren quijt te zijn, ik hoop dat zy mijn zulken ondankbaerheidt niet zal toeschrijven, Ian Beets zal ook anders, mene ik, van mijn getuigen, ende nu hy zoo haest aen de beter handt is, daer ik zeer blijde om ben, zal zijn komste niet onaengenaem geweest zijn, de Heere wil hem voorts in zijne wegen laten wandelen, hem bewaren van quaedt gezelschap 't welk hem op den doolwegh zoud' mogen brengen; laet de Moeder hem hier toe vermanen ende dat hy hem bevlijtige in 't lezen, overdenken, ende beleven van Godes woordt, daer in wy vinden 't gene ons ter zaligheidt van noode is, wat mijn perzoon aengaet, ik zien dat na menschen oordeel voor mijn niet anders is te verwachten, dan dat ik hier in deze gevankenisse mijn leven endige, daerom bidde ik God dagelijkx dat hy mijn daer toe met zijne gaven wil bekrachtigen, op dat ik mijn goetwillighlijk na zijne heilige wille magh reguleren, zonder eenige murmureringe als tegens mijne zonden, die oorzaeke zijn van dit quaedt, ende dat ik zijne Goddelijke genade voorts alles toevertrouwe, hy zal 't maken zoo het tot mijnder zielen zaligheidt beste is, alst tijdt is zal hy niet vertoeven mijn uit alle benautheden te verlossen na zijne goedigheidt, hy en zal dezen swaren staf niet altijdt laten op mijne schouderen, op dat ik onder den last niet en beswijke. Dan mijn komt niet toe Gode eenigen tijdt voor te stellen, hy weet wanneer het best is, in hope ende lijdzaemheidt moeten wy onze zielen bezitten, daer toe ik bidde dat hy mijn zijn genadige bystandt wil verlenen, ende het werk dat hy in mijn aengevangen heeft, ter eeren van zijn heilige name zal uitvoeren. Mijn Zoon Adriaen had mijn by zijne jonghste Brieven van den 29. September uit Parijs geschreven dat hy van daer over acht dagen daerna meende te vertrekken, ende dat hy binnen drie weeken, met Godes hulpe, verhoopte hier in 't Landt te zijn, zedert heeft hy goede windt gehadt, maer ik en heb noch van zijn aenkomste niet vernomen, wat de oorzaeke is van zijn vertoeven, weet ik niet, ik stelle hem in Godes handen, die ik bidde dat hem voor alle ongeluk wil bewaren, ende herwaerts in goede gezondtheidt laten overkomen, ende uwe l. zeer waerde Suster met uwe l. zeer l. kinderen ende alle de vrienden nemen in zijn H. bescherminge, ende met goede gezondtheidt en voorspoet beg'nadigen, doet mijn gebiedenisse aen alle. Ik hoop dat Ian Neef aen uwe l. mijn schrijvens, mette bygaende wel behandight heeft, ende dat die al bestelt zijn, nu zende ik noch deze twee bygaende, die uwe l. mede zal gelieven te bestellen. De Man die over Iaer uwe l. dat Boek gaf tot Amsterdam, en weet uwe groote weldaden ende vriendtschap, hem bewezen, niet genoegh te vertellen. Uit Loevestein, dezen 28. October 1623.
Uwe l. zeer l. en dienstwillige Broeder
Rombout Hogerbeets. |
|