Dichtkonst van verscheide stoffen(1668)–Johan Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Eygen-lusts minne-liedtje. Wijze: Vrouw-voedster van mijn jeught. AY! Hemel; ziet, hoe zoet, Bewoonen mijn gedaghjes Mijn eigen vreughts gemoet Mijn eigen minne-krachjes, ô liefde, waer Ik henen vaer, Of waer de vreught Mijn teere jeught Wil tot de rust, Van eigen lust Doen blaken, Daer zal ik my vermaken. Ik zie, wanneer ik sta, Dat 't Minnelijke leven Zigh in het zoet gena, Van Minne-tught begeven: Want ik bevin; Mijn hert vol min. Wanneer ik zie, In zoet gebie, De teere jeught In rijpe deught Vergaren Om vreughdigh wel te paren. Ach! als ik zie hoe graegh Twee liefjes beide kusten, Die zoet; en even-staegh Haer eigen liefde blussen; Dan denk ik, hoe? Wie vant daer doe, De rijpste zin, In blinde min, Die, dieze laet Of, daerze gaet Bereyen De rijpe ziel te leyen. Ik zegge, zoo ik meen, Dat nimmer hy verliest; Die zoete slaverny, Voor geile lust verkiest. Vorige Volgende