Dichtkonst van verscheide stoffen(1668)–Johan Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina XXIV] [p. XXIV] Vermaningh aen I. Beets J.U.D. Tot het uit-geven zijner dichten. BEETS wat nieuwe razernyen Voel ik door mijn boezem snyen! BEETS hoe lekker werd' mijn oor, Als ik uwe dichten boor! Uwe dichten, uwe rijmen, Die na d' oude geesten zwijmen: Zwijmen? ja, ghy hebt gedroomt In de lommer, in 't geboomt, In de bruin beschaauwde planten, Aen Pirenes water-kanten, Zwijmen? neen: ghy overtreft, Zoo men 't maer te recht beseft, Al de liedjes, al de snaren, Die daer in verloopen jaren Streelden dikwils euvel-zoet 't Alder-meest ontfonkt gemoet. Niemandt zal misschien gelooven, Dat ghy d' eere kond' berooven Van zoo meenigh zin-rijk geest, Die daer eertijdts is geweest: Zoo ghy stadigh wilt verhind'ren, Dat uw' breins ontkroope kind'ren Teikens dragen, wie ghy zijt, Aen de noit gevormde tijd'. Laet ze dan niet langer schuilen In vermufte koffer-kuilen: Laet ze brallen uit 't verstand' Dat haer Vaertjes herzens mans. Dan zal u Thalia geven Om uw' hooft een krans geweven, Van de takken, van de blaen, Die aen Daphnis knuisten staen. J.B.B. Vorige Volgende