Gheestelycke rym-konst(1653)–Peter de Beer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Het tweede deel Vanden Dryvuldighen Godt. Ghebedt tot Godt den Vader. OVader van het licht, ick bidd' V, wilt ons thoonen, Hoe dat wt en in V voort-komen twee Persoonen, Wt u vruchtbaer verstandt u ingheboren Beelt, Wt en in uwen wil u Liefde ongheteelt. V Goddelijck verstandt moet eewighlijck aenschouwen V Godtheyt, en den al, die ghy hebt willen bouwen, En al dat Ghy noch houdt besloten inden schat Van uw' Almoghentheyt, die sonder eynd meer vat. [pagina 39] [p. 39] Wt dit aenschouwen moet naturelijck ontspringhen Een alderschoonste Beeldt van V en alle dinghen: Het welck om dat in sich u volle Godtheyt heeft, V recht-gheloovigh volck den naem van Sone gheeft. Met desen uwen Soon, die Ghy't al hebt ghegheven, Wordt Ghy tot al u goet onsprekelijck ghedreven: Waer uyt nootwendigh komt een Goddelijcke Min, Die Ghy en uwen Soon voortbrenght als een beghin. Dees Min, ô goeden Godt, is uwe eerste Ghave, Die door haer soete komst een kindt maeckt van een slave: Dees Min is u wen Gheest, die heyligh-maeckt den mensch, En hem naer desen loop gheeft sijnen vollen vvensch. Vorige Volgende