Gheestelycke rym-konst(1653)–Peter de Beer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Van Godts Rechtveerdigheyt en Barmhertigheyt. GOdt is volkomentlijck Barmhertigh en Rechtveerdigh: Daer voor is hy bekent, en allen lof-sangh weerdigh: Dit is in hem een saek; maer dese is soo hoogh, Dat sy schijnt twee te zijn in onse kleyne oogh. Doch siet wat dieper in de Goddelijcke wercken: Ghy sult stracks over-al eenvoudigheyt bemercken, Die haer daer openbaert, soo menigh vuldigh schoon, Dat sy veel dinghen schijnt te vvesen in 't verthoon. [pagina 31] [p. 31] Al dat Barmhertighlijck van Godt ons vvordt gegheven, Wordt oock Rechtveerdighlijck van't oordeel Godts gedreven: Hoe-vvel in al sijn doen, tot onse groote baet, Altijdt Barmhertigheyt het Recht te boven gaet. Om Godts Rechtveerdigheyt te vollen te betaelen, Quam Godt den Sone self in onse menscheyt daelen: Maer seer Barmhertighlijck heeft soo voor ons voldaen Hy die voor onse schult te Recht heeft vvillen staen. Aen-merckt dit, Christen mensch, en wilt van Christo leeren Oock Godts Rechtveerdigheyt in all' u lijden eeren: Gheen straf tot haerder eer en moet u duncken groot, Voor vviens eer Godt self gestorven is de doodt. Vorige Volgende